Project-MER-screening
Toetsing van de milieueffecten, oftewel project-MER-screening
Alle stadsontwikkelingsprojecten, bedrijven, infrastructuurwerken,... moeten onderworpen worden aan een toetsing van de milieueffecten, waarin onderzocht wordt of een project aanleiding geeft tot aanzienlijke milieueffecten. Het milieu' geldt hier in de ruime zin van het woord, en gaat niet enkel over water, afval, groen en natuur, maar bijvoorbeeld ook over mobiliteit, landschap en erfgoed.
Waarom?
De Vlaamse project-MER-regelgeving werd aangepast omdat deze in overeenstemming gebracht moest worden met de Europese project-MER-richtlijn. Sindsdien moet elk project dat onder één van de rubrieken van bijlage III van het project-MER-besluit van 1 maart 2013 (publicatie staatsblad 29-04-2013) van de Vlaamse regering valt, ofwel de project-MER-screeningsprocedure doorlopen, ofwel moet een project-MER (milieueffectenrapport) opgemaakt worden. Wanneer bent u mer-plichtig? Lees het hier na.
Welke projecten worden gescreend?
Alle projecten die onder één van de rubrieken van bijlage III van het project-m.e.r-besluit vallen, moeten gescreend worden op eventuele milieueffecten. Dit geldt zowel voor aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning, verkavelingsvergunning als milieuvergunning.
Één van de vaakst voorkomende rubrieken uit bijlage III is de rubriek 10b: stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen. Hieronder vallen onder meer volgende projecten:
- woonontwikkeling
- school
- kinderdagverblijf
- rust- en verzorgingstehuis
- kantoren
- congresruimte
- handelsruimte
- theaterzaal
- sporthal
- busstelplaats
- ondergronds parkeerterrein
- parkeergarage/gebouw
- ...
Volgende projecten zijn te kleinschalig om als stadsontwikkelingsproject beschouwd te worden en moeten dus niet onderworpen worden aan een screening:
- 1 woongelegenheid
- meerdere woongelegenheden met een totaal bouwvolume van 1.000 m³ of minder
- 1 individuele parkeerplaats
- 1 kleinschalige handelszaak met lokaal bedieningsgebied (bv. bakker, slager, kapperszaak, nachtwinkel of krantenwinkel)
- 1 individueel kantoor
of combinaties van bovenstaande.
Bijvoorbeeld een nieuw project bestaande uit 3 appartementen met een bouwvolume van 950 m³ en met op het gelijkvloers een lokale handelszaak (bakker), is geen stadsontwikkelingsproject.
Verder moeten ook de meeste bedrijven en infrastructuurprojecten onderworpen worden aan een screening, voor zover deze projecten niet onder bijlage II van het project-MER-besluit vallen. Voorbeelden hiervan zijn energiebedrijven, bedrijven voor de productie en verwerking van metalen, chemische industrie, voedingsmiddelenindustrie, textiel-, leder-, hout- en papierindustrie, industrieterreinontwikkeling, aanleg van wegen,...
Projecten die wél onder bijlage II van het project-MER-besluit vallen, zijn veelal grotere projecten. Deze moeten onderworpen worden aan een MER of hiervoor kan een ontheffing aangevraagd worden. Voor deze projecten kan de opmaak van een project-MER-screening niet volstaan.
Inhoud project-MER-screeningsnota
In een project-MER-screeningsnota wordt van een voorgenomen project aangegeven of er aanzienlijke effecten voor mens en milieu te verwachten zijn, rekening houdend met:
- de kenmerken van het project,
- de kenmerken van de omgeving (vnl. nabijheid van kwetsbare gebieden of functies),
- de potentiële effecten van het project op de omgeving.
Voorbeelden van kwetsbare gebieden of functies zijn woonomgevingen, schoolomgevingen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, recreatiegebieden, natuurgebieden, monumenten, stads- of dorpsgezichten, overstromingsgevoelige gebieden,...
De belangrijkste mogelijke effecten zijn:
- impact op mobiliteit
- risico op overstromingen en veranderingen aan het watersysteem
- visuele impact op landschap en erfgoed
- impact op fauna en flora
- vervuiling en hinder (emissies, licht en straling, geluidshinder, trillingen)
- cumulatieve effecten met andere projecten
- ...
Zowel de effecten tijdens de bouwfase als tijdens de exploitatiefase worden bestudeerd.
Procedure
De MER-screening wordt aan het dossier toegevoegd en wordt door de overheid (stad of Vlaams gewest) beoordeeld bij de volledigheidsverklaring van het dossier. Een sterk onderbouwd dossier laat de overheid toe om een correcte beoordeling uit te voeren en maakt een vlottere behandeling mogelijk. De overheid oordeelt immers op basis van de aangeleverde screening of aanzienlijke milieueffecten verwacht kunnen worden. Als geconcludeerd moet worden dat wel aanzienlijke milieueffecten gegenereerd worden, volstaat de MER-screening niet en is de opmaak van een milieueffectenrapport (MER) vereist.
De MER-screening wordt ingediend onder de volgende vorm:
- voor kleinere projecten, zoals een project tot 10 woongelegenheden of kamers, tot 20 parkeerplaatsen, kleinere kantoren of handelszaken, ... volstaat een vormvrije nota waarin de milieueffecten van het project beschreven worden
- voor grotere projecten: gebruik het modelformulier dat u hier vindt.
Uitgewerkte voorbeelden van een vormvrije nota en van een ingevuld modelformulier kan je terugvinden in de bijlagen van de handleiding voor stadsontwikkelingsprojecten.