Openingsuren & contact

Een kleine stad, een groots verleden

Zoutleeuw, gelegen tussen Tienen en Sint-Truiden, was eeuwen geleden een belangrijke stad in het hertogdom Brabant. Grenzend aan het prinsbisdom Luik, vervulde het een strategische rol, terwijl de ligging aan de toen bevaarbare Kleine Gete resulteerde in de verst inwaarts gelegen binnenhaven van Vlaanderen.

Voor de 16de eeuw heette Zoutleeuw nooit anders dan ‘Leeuw’, een benaming die wellicht terugging op het oudgermaanse ‘hlaiwa’, wat grafheuvel betekent. De betekenis van de term ‘Zout’ die later werd toegevoegd is onzeker: misschien bestaat er een verband met de taks op zout die men mocht heffen en dat druk verhandeld werd in de stad. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat het een afleiding is van ‘solde’, soldij, een verwijzing naar de “Soldeniers” van het garnizoen dat in de 16de eeuw in Leeuw gelegerd was. De oudste betrouwbare meldingen over Leeuw gaan terug tot het einde van de 10de eeuw.

In 1106 kreeg “Leeuw” stadsrechten en twee eeuwen later, in 1307, werd de nieuwe stad, naast Leuven, Brussel, Antwerpen, 's-Hertogenbosch, Tienen en Nijvel erkend als één van de zeven ‘vrije steden’ van het hertogdom Brabant. Handel en lakennijverheid waren ook hier belangrijke activiteiten.

De economische groei van Leeuw is te danken aan verschillende factoren. Dankzij de voltooiing van de weg Brugge - Keulen beschikte Leeuw over een gunstige handelspositie, terwijl omringende moerassen beschermden tegen invallen. Bovendien werd in 1130 een eerste verdedigingsmuur opgericht en breidde de stad zich uit in noordelijke richting. In 1236 werd de parochiekerk overgebracht naar de Sint-Leonarduskapel in het huidige centrum. Vele kooplui en ambachtslui vestigden zich binnen de beschermende muren van de nederzetting aan de Kleine Gete, zodat via het water een rechtstreekse verbinding met Antwerpen tot stand kwam en waardoor het belang als handelscentrum begon toe te nemen.
De welvaart die in de middeleeuwen was verworven zou nog duren tot het begin van de 15de eeuw. Daarna liep ze terug. De lakennijverheid raakte volledig in verval en nadat vanaf 1525 de Grote Gete bevaarbaar werd gemaakt tot Tienen, snoepte deze stad heel wat handelstrafiek af.

Tijdens de godsdienstoorlogen leefde de stad voortdurend onder de vrees van brandschatting en plundering, zowel vanwege de Spanjaarden, als vergelding voor de steun die de stad in 1568 bood aan de troepen van de Nederlanders, als van het Statenleger. In 1566 bleven de stadspoorten wel gesloten voor de beeldenstormers, waaraan het te danken is dat de Sint-Leonarduskerk nog zo veel gotische beelden bezit. De verdere geschiedenis is een droeve opsomming van rampen, bezettingen en verwoestingen: overstromingen verwoesten hele gehuchten en zelfs een stuk van de stadswallen, de pest eiste talloze slachtoffers, de Spaanse bezetter terroriseerde de inwoners en vormde een bron voor moreel verval. Ook gedurende de volgende eeuw werd de stad door krijgsgeweld en epidemieën geteisterd. Ter bescherming van de Spaanse citadel werd een groot gebied onder water gezet: de overstroming van weilanden en pachthoven veroorzaakte armoede en ziekte. Ook van verschillende branden die talrijke huizen in as legden bleef de stad niet gespaard.
In 1678 en 1701 werd Zoutleeuw bezet door de Fransen en in 1705 - na een hevige beschieting - door de geallieerden heroverd.

Het Oostenrijks bewind bracht eindelijk een adempauze voor de stad. De talrijke kloosters die er een onderkomen hadden, werden echter wel zwaar getroffen door de hervormingen van Jozef II, die de kerk losmaakte van Rome en haar onderwierp aan de staat.
Ook de Franse revolutie betekende een zware klap: kloosterlingen en priesters werden vervolgd, kerken gesloten en alle openbare godsdienstoefeningen werden verboden. De inlijving van onze gewesten bij Frankrijk had ook tot gevolg dat het prinsbisdom Luik werd opgeheven en zijn dreiging verloor. Daarmee verdween definitief de strategische betekenis van Zoutleeuw.

In 1814 werd het Koninkrijk der Nederlanden opgericht. Koning Willem won de genegenheid van de bevolking door zijn streven naar herstel van handel en nijverheid, maar aan hun verzoek om de Kleine Gete opnieuw bevaarbaar te maken werd geen gevolg gegeven. In 1830 viel de uitroeping van de Belgische Onafhankelijkheid voor Zoutleeuw ironisch genoeg samen met het verlies van zijn stadstitel. Dit verlies werd in 1985 weer ongedaan gemaakt.

Met zijn kleine oppervlakte (963 ha) en zijn landelijke ligging in het Hageland lijkt Zoutleeuw wel op een dorp, maar zijn bouwkundig erfgoed getuigt van een groots verleden...