Het Heksenkot is gelegen in het stadspark en is vooral bekend als de conciërgewoning bij de negentiende-eeuwse villa Fineau – het voormalige stadhuis.
Het is een restant van de tweede toren boven de oude Sint-Truidensepoort, te zien op het plan van Jacob van Deventer uit circa 1550. De toren werd rond 1330 gebouwd.
Deze omwalling – met ongeveer 3000 meter dubbel zo lang als de eerste omwalling – telde 20 torens en 5 poorten. Door de uitbreiding van de omwalling werd de oppervlakte van de stad meer dan vier keer groter.
Het Heksenkot werd bij de aanleg van de derde stadsomwalling geïntegreerd en gebruikt als kruidmagazijn. In de hoofdgalerij kon men zijn uitrustig kwijt. Twee naar links en naar rechts lopende dwarsgangen zijn voorzien van nissen en ruimtes om poeder en explosieven gescheiden in op te bergen. Deze ruimtes zijn door dikke muren van elkaar gescheiden en kunnen afgesloten worden. Om te vermijden dat een inslaande explosieve lading een catastrofale uitwerking zou hebben op het daar opgeslagen kruit, werd een knik in de verbindingsgalerij aangebracht, waardoor een projectiel in het slechtste geval tegen de muur zou belanden. Een dikke laag aarde beschermde deze opslagplaats en diende tegelijkertijd als terreplein van het bastion.
Vroeger werd deze plaats ook "Kattepoel" geheten omdat daar volgens het volksgeloof de heksen, in gedaanten van katten, hun heksensabbat vierden.
In 1889 verhoogde notaris Gustave Fineau de restanten met een bouwsel, louter bedoeld als amusementsruimte. Rond het gebouw zijn de initialen G en F, en de getallen 1, 8, 8 en 9 te zien, die samen het jaartal 1889 vormen.